Nieuws
20
Regeling Warmte-infrastructuur glastuinbouw op de schop
Onrendabele top en het stimulerend effect
Voorheen was in de regeling opgenomen dat projecten met een onrendabele top onder de 25% worden afgewezen. Hiermee werd beoogd om te prikkelen tot overdimensioneren: het netwerk op een grotere (toekomstige) vraag inrichten met een grotere onrendabele top. Bij de uitvoering van de regeling bleek dit vereiste niet werkbaar. Het moet namelijk niet alleen bij de besluitvorming op een aanvraag worden getoetst maar ook wanneer een projectplan na de subsidieverlening wordt gewijzigd.
Wanneer zich wijzigingen in een project voordoen, toetst RVO of nog voldaan wordt aan de voorwaarden van de regeling. Als een aanvrager tijdens de looptijd van een project toch meer aansluitingen kan realiseren dan aanvankelijk verwacht kan de onrendabele top (ruim) onder de eerder vereiste 25% terecht komen. Dit is een risico omdat dit betekent dat de projecten (een deel van) de subsidie terug moeten betalen. Hierdoor worden aanvragers van de SWiG gestimuleerd te wachten met het aansluiten van de totale capaciteit tot na de einddatum van het project, zodat ze zeker zijn van de onrendabele top. Dit staat haaks op de doelstelling van de regeling.
Daarnaast signaleert de RVO dat projecten in de praktijk niet met een onrendabele top rekenen. Warmtenetten voor de glastuinbouw opereren in een vrije markt en warmtebedrijven geven daarom aan alle kosten bij warmteprojecten door te berekenen naar de afnemers. Subsidie is volgens de aanvragers nodig om een aantrekkelijk bod aan ondernemers te kunnen doen, voor wie het anders niet aantrekkelijk genoeg is om hun eigen productie-installatie, gedeeltelijk en op termijn helemaal, in te wisselen voor een warmtenetaansluiting.
Met de nu gepubliceerde wijziging wordt bereikt dat het stimulerend effect van de regeling beter wordt geborgd doordat alleen projecten in aanmerking komen voor subsidie als het efficiënte warmtenet wordt aangelegd in combinatie met één of meer toekomstgerichte onrendabele onderdelen. Deze onrendabele onderdelen zijn:
- overdimensionering; het efficiënte warmtenet moet worden gedimensioneerd op het in de toekomst (2040) verwachte warmtetransport, dat groter is dan het warmtetransport dat is voorzien bij vaststelling van het project;
- een warmteopslag; en
- een koppelleiding.
Aansluitcapaciteit
In de bijlage bij de SWiG was opgenomen dat bij de berekening van de onrendabele top uitgegaan wordt van een aansluitcapaciteit van 0,3 MW/ha. Deze eis had als doel om de doelmatige besteding van overheidsmiddelen te waarborgen. Het was de bedoeling dat de projecten na een volloop van zeven jaar, dus een aantal jaar na het afronden van het subsidieproject, aan de eis van 0,3 MW/ha zouden moeten voldoen. Dit is echter niet goed werkbaar gebleken omdat er geen eisen gesteld kunnen worden aan onderdelen die pas na vaststelling van de subsidie worden gerealiseerd.
Om de doelmatigheid op een alternatieve manier te borgen wordt nu daarom gevraagd om inzichtelijk te maken hoeveel capaciteit op het efficiënte warmtenet noodzakelijk is voor de toekomstige warmtevraag binnen het geografische projectgebied. Het warmtenet moet minimaal in de huidige en de verwachtte toekomstige basiswarmtevraag in 2040 van de glastuinbouwondernemingen in het geografische projectgebied kunnen voorzien.
Capaciteit voor niet-glastuinbouw
Omdat het inefficiënt is om derden niet aan te sluiten als er vanuit de glastuinbouw een efficiënt warmtenet wordt aangelegd, werd in de SWiG toegestaan dat een deel van het aan te leggen net, inclusief de overcapaciteit, gebruikt kan worden voor warmtelevering aan derden (andere afnemers dan de glastuinbouw). Dit deel van de investering werd echter niet gesubsidieerd.
De overcapaciteit hing samen met de verdeelsleutel voor het verdelen van de subsidiabele investeringskosten tussen glastuinbouwondernemingen en andere aansluitingen. Doordat de SWIG enkel de verdeling tussen glastuinbouw en niet-glastuinbouw bij aanvang van het project aanhield, werkte dit nadelig uit op de subsidiabele investeringskosten. Er zijn bij aanvang namelijk nog relatief weinig toezeggingen van glastuinbouwers.
Met de nu gepubliceerde wijziging is dit ondervangen door de aanvrager voortaan te laten verklaren of er extra investeringskosten ten behoeve van de gebouwde omgeving zijn of dat de overcapaciteit al in de leiding zit door de stap in de leidingmaten. In de leidingmaten zitten namelijk grote stappen van de ene DN-maat naar de volgende en de overcapaciteit van een leiding is niet 1-op-1 te relateren aan de verdeling tussen de glastuinbouw en de gebouwde omgeving. Wanneer er extra investeringskosten worden gemaakt (een hogere DN-maat nodig is) ten behoeve van de gebouwde omgeving worden die investeringskosten in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.
Maximaal subsidiebedrag
Het maximale subsidiebedrag per project was € 12,5 miljoen. Uit de subsidieaanvragen voor projecten tijdens de eerste openstelling bleek dat dit bedrag voor een aantal projecten te laag is. Het subsidiebedrag wordt nu op € 30 miljoen gemaximeerd zodat projecten enerzijds voldoende subsidie kunnen krijgen en anderzijds het budget voor deze subsidieregeling niet te snel wordt opgebruikt.
Schrappen 45% subsidie voor uitsluitend hernieuwbaar
In de SWiG was opgenomen dat projecten die 100% hernieuwbare bronnen gebruiken, aanspraak kunnen maken op een hoger subsidiepercentage van 45% om het gebruik maken van 100% hernieuwbare bronnen te stimuleren. Praktisch blijkt het op de korte maar ook op middellange termijn niet realistisch om warmtenetten te kunnen voeden met 100% hernieuwbare warmte conform de AGVV. RVO heeft alleen bij vaststelling van de subsidie de mogelijkheid om de 100% hernieuwbare warmtebronnen te controleren.
Hiervoor moet de aanvrager meetgegevens aanleveren over welke warmtebronnen op het efficiënte warmtenet invoeden. Dit kan een staatssteunrisico opleveren omdat de kans groot is dat niet-duurzame warmtebronnen op het efficiënte warmtenet zijn of worden ingevoed. Ook bestaat het risico dat voorschotten niet kunnen worden teruggevorderd. In de afgelopen openstelling is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om 45% subsidie te ontvangen. Daarom wordt de mogelijkheid van 45% subsidie voor warmtenetten met uitsluitend hernieuwbare warmtebronnen uit de regeling geschrapt. Het subsidiepercentage komt daarmee voor alle projecten op 30%.
Overlap/aansluiting SDE++
Het deel van het efficiënte warmtenet dat (ook) in aanmerking komt voor subsidie onder de SDE++-regeling of de EG-regeling was uitgesloten van subsidie onder de SWiG om oversubsidiëring te voorkomen. Deze ‘fysieke’ afbakening is echter lastig om toe te passen. In de SDE++-regeling moet namelijk duidelijk staan welk deel van het efficiënte warmtenet subsidiabel is, zodat dit in de SWiG buiten beschouwing kan worden gelaten. Dit is echter niet duidelijk genoeg gedefinieerd.
Om deze onduidelijkheid te verhelderen is geregeld dat de SDE++- subsidie kan samengaan met een bijdrage uit de SWiG. Het aanvragen van SDE++-subsidie heeft geen gevolgen voor de hoogte van de SWiG. De SWiG kan in sommige gevallen wel gevolgen hebben voor de SDE++-subsidie. Een jaar na ingebruikname van de installatie wordt in het kader van de SDE++- beschikking een zogenoemde MSK-toets uitgevoerd. Daarmee wordt nagegaan hoeveel steunruimte er is, dat wil zeggen: hoeveel steun het project op basis van Europese regelgeving maximaal mag ontvangen. Wordt er te veel steun verleend dan zal de SDE++ dat verrekenen door dit in mindering te brengen op het bedrag dat de subsidieaanvrager op grond van de SDE++ heeft aangevraagd of toegekend heeft gekregen. Dit is geregeld in de Beleidsregel toets passende stimulering en cumulatietoets onder het Besluit duurzame energieproductie en klimaattransitie.
Over de regeling
Het doel van de regeling Warmte-infrastructuur glastuinbouw is het stimuleren van investeringen in projecten gericht op de bouw van een efficiënt warmtenet ten behoeve van de levering van warmte aan één of meerdere glastuinbouwondernemingen in een projectgebied of de uitbreiding van een efficiënt warmtenet ten behoeve van de levering van warmte aan één of meerdere glastuinbouwondernemingen in een projectgebied.
Contactgegevens
InnoFunding B.V.
Nieuwe Gracht 7
2011 NB Haarlem
Mail: info@innofunding.nl