Nieuws
15
Kamerbrief over beleidsevaluatie MIA/Vamil 2017-2021
Het onderzoek naar de MIA is gelijktijdig en op onderdelen zoveel mogelijk op vergelijkbare wijze uitgevoerd als de met de MIA vergelijkbare regeling Energie-investeringsaftrek (EIA). In haar brief gaat Heijnen eerst in op de conclusies uit het rapport. Daarna wordt ingegaan op de drie aanbevelingen die volgen uit de evaluatie. Tot slot wordt de kabinetsreactie toegelicht.
Bevindingen van het evaluatierapport
In totaal is in de evaluatieperiode bijna € 11 miljard aan milieuvriendelijke investeringen met de MIA/Vamil ondersteund. Hiermee zijn 110.000 investeringen gemoeid. Het grootste deel van de investeringen is gedaan in de thema’s Mobiliteit, Gebouwde Omgeving en Voedselvoorziening en Landbouwproductie (samen 92%).
De Vamil heeft een geschat fiscaal voordeel van 3% van het gemelde investeringsbedrag. Voor de MIA bedroeg het netto fiscale voordeel in 2021 tussen de 2% en 15,7% van het investeringsbedrag. De hoogte van het MIA-voordeel is afhankelijk van de rechtsvorm, marginale belastingdruk en het MIA-steunpercentage. Het totale budgettaire beslag komt uit op € 666 miljoen, fluctuerend tussen € 97 miljoen (in 2020) en € 164 miljoen (in 2018).
Doeltreffendheid: de MIA/Vamil draagt bij aan milieudoelen
De evaluatie laat zien dat de MIA/Vamil bijdraagt aan de milieudoelen en daarmee doeltreffend is. Dit effect wordt wel begrensd door het optreden van zogenoemde ‘freeriders’ (ondernemers die aangeven dat zij ook zonder de MIA/Vamil op hetzelfde of op een later moment dezelfde investering hadden gedaan). In de evaluatie wordt naar aanleiding van een enquête uitgegaan van een freerider percentage van gemiddeld 43%.
De MIA/Vamil is er daarmee in geslaagd om een investeringssom uit te lokken van tussen de circa € 4,4 miljard tot € 7,9 miljard. In vergelijking met de vorige twee evaluaties, ligt het freerider percentage in deze evaluatie hoger. In vergelijking met het freerider percentage van de EIA ligt zowel de ondergrens (31%) als de bovengrens (74%) voor de MIA/Vamil lager.
Doelmatigheid: de MIA/Vamil lokt milieu-investeringen uit
Over de doelmatigheid wordt geconcludeerd dat een euro steungeld via de MIA/Vamil € 6 tot ruim € 11 aan milieu-investeringen uitlokt (bang for the buck). De onderzoekers geven aan dat dit als doelmatig bestempeld kan worden. De doelmatigheid in termen van milieuwinst (impact) kan niet gekwantificeerd worden en kan daarmee ook niet vergeleken worden met de doelmatigheid van andere regelingen.
De uitvoeringskosten van de MIA/Vamil in relatie tot de totaal verleende steun liggen lager dan enig ander gelijksoortig instrument waarvan de kosten gepubliceerd zijn. Deze kosten nemen wel toe met name als gevolg van intensivering van toetsing aan staatsteunkaders van technieken op de Milieulijst. De administratieve lasten voor ondernemers zijn relatief laag in verhouding tot het belastingvoordeel. Over het algemeen worden de administratieve lasten als acceptabel gezien door aanvragers.
Budgettaire beheersbaarheid en toetsingskader
In het onderzoek is gekeken naar de budgettaire beheersbaarheid van de MIA en Vamil. Op basis van de verschillende onderzoekssporen (literatuur, casestudies en enquête) concluderen de onderzoekers hierbij dat de MIA/Vamil aan de meeste criteria van het toetsingskader voldoet. Er is sprake van budgettaire beheersbaarheid omdat voor de MIA/Vamil wordt gewerkt met een meerjarig budgetplafond waardoor het mogelijk is om meerjarig overuitputting en onderuitputting te compenseren.
Ook geeft de jaarlijkse aanpassing van de Milieulijst de mogelijkheid om te sturen in de verwachte inkomstenderving van de overheid door de belastingvoordelen voor bedrijven te wijzigen. Het geheel wordt gecompleteerd door voortdurende monitoring van de belastingvoordelen die de milieu-investeringen met zich meebrengen.
De meeste vragen uit het toetsingskader kunnen door de onderzoekers positief beantwoord worden. Alleen de vraag naar de keuze voor een fiscale subsidie is voor de MIA niet eenduidig met ja te beantwoorden. In het onderzoek is niet onomstotelijk aangetoond dat een fiscale subsidie zoals de MIA meer of minder effectief is dan een directe subsidie. De onderzoekers wijzen op gedateerd weterschappelijk onderzoek en een kennislacune om op dit punt een eenduidige conclusie te kunnen trekken. Voor de Vamil blijkt wel dat de fiscale regeling gericht op willekeurige afschrijving (kosten)effectiever is dan een directe subsidie.
Aanbevelingen van het evaluatierapport
De onderzoekers doen drie aanbevelingen:
- Strikter actualiseren van de Milieulijst. Dit geldt met name voor technieken die een snelgroeiend aandeel in de nieuwverkopen kennen en/of in te hoge mate overlap kennen met andere vormen van stimulering en regelgeving. Het bijhouden van de Milieulijst zou nog meer dan tot nu toe gericht moeten zijn op het afvoeren van dit type technieken.
- Nader onderzoek doen naar de effectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van directe subsidies. De onderzoekers geven aan dat dit onderzoek kan gebaseerd worden op een stated-choice experiment/vragenlijst. Het onderzoek kan gecombineerd worden met de andere fiscale faciliteit, de EIA.
- Integreren van de bezwaarprocedure met het aanvraagproces van RVO en het afgeven van de beschikking door RVO. De onderzoekers bevelen aan om de bezwaarprocedure van de MIA/Vamil te integreren met het aanvraagproces van RVO. Verder doen zij de aanbeveling om het afgeven van de beschikking bij RVO neer te leggen. De onderzoekers verwachten dat hiermee tijdswinst, een gestroomlijndere afhandeling van de aanvraag en meer duidelijkheid voor de aanvrager wordt gerealiseerd.
Kabinetsreactie
Het kabinet deelt de conclusies uit het rapport en neemt de aanbevelingen grotendeels over. De horizonbepaling zal in het Belastingplan 2024 worden verlengd van 1 januari 2024 naar 1 januari 2029. Gelet op de positieve beoordeling van de doelmatigheid, doeltreffendheid en budgettaire beheersbaarheid van de MIA/Vamil zal ook het verhoogde budget van de MIA (voor verduurzaming van het mkb) structureel worden voortgezet (€ 48 miljoen in 2024 en € 50 miljoen vanaf 2025).
Het kabinet zal conform de aanbeveling van de onderzoekers de toekomstige Milieulijsten strikter actualiseren, waarbij oog zal zijn voor zowel technieken die beter beschikbaar worden op de markt of waarvan de hogere aanschafprijs niet langer knelpunt is. Daarnaast wordt ook bezien of technieken met relatief lage investeringsbedragen scherper kunnen worden gemonitord, dit om het inzicht in de doelmatigheid van stimulering te vergroten. Waar mogelijk zullen stimuleringsregelingen niet worden gestapeld. Het kabinet zal, gelet op deze punten, voor de Milieulijst 2024 op een aantal codes aanscherpingen voorstellen. Voor breder inzicht in de doelmatigheid van de MIA/Vamil, wordt ingezet op het beter in kaart brengen van de milieuwinst als gevolg van de MIA/Vamil.
Tegelijkertijd hebben de onderzoekers van de evaluatie aangegeven geen eenduidige conclusie te kunnen trekken over de keuze voor een fiscale faciliteit of een directe subsidie. Hierdoor kan op dit moment niet worden vastgesteld dat de MIA aan alle elementen van het Toetsingskader fiscale regelingen voldoet. Om toch op korte termijn meer zicht te krijgen op de mogelijke gevolgen van het omzetten van de MIA in een subsidievariant heeft Heijnen aan RVO gevraagd om een eerste duiding. Het kabinet zal bovendien vervolgonderzoek doen naar de werking van het fiscale instrument voor het bedrijfsleven, en daarbij kijken of er verbeteringen of vereenvoudigingen mogelijk zijn. De inzichten van RVO over de impact van een andere vormgeving wordt hierin meegenomen. De Tweede Kamer zal in 2024 hier nader over worden geïnformeerd.
Tot slot zal het kabinet zich inzetten om invulling te geven aan de aanbeveling tot integratie van de bezwaarprocedure van de MIA/Vamil met het aanvraagproces van RVO, naar voorbeeld van de EIA. Voor de EIA wordt beoordeeld of de investering technisch voldoet aan de zogenoemde Energielijst. Anders dan bij de MIA/Vamil leidt dit tot een verklaring (een beschikking) van RVO waartegen bezwaar en beroep open staat. Zonder die verklaring kan de belastinginspecteur geen EIA verlenen.
Voor de MIA en Vamil wordt geen beschikking afgegeven. Op dit moment is de rol van RVO bij de MIA/Vamil beperkt tot advies richting de belastinginspecteur die uiteindelijk de toepassing van de regeling goedkeurt of afwijst en de belastingaanslag oplegt. Ondernemers kunnen nu met een bezwaarschrift tegen een door de Belastingdienst vastgestelde aanslag in bezwaar gaan tegen een (gedeeltelijke) afwijzing van die MIA/Vamil. Voor een milieudeskundige en technische beoordeling van de aangevraagde investering is de belastinginspecteur echter afhankelijk van de kennis van RVO. RVO beoordeelt (steeksproefsgewijs) of de investering technisch voldoet aan de omschrijving in de Milieulijst. RVO past dus geen fiscale controle toe op de MIA/Vamil. De integratie van het aanvraagproces en de bezwaarprocedure leidt voor de MIA/Vamil tot een verklaring (een beschikking) van RVO waartegen bezwaar en beroep open staat. In afstemming met de betrokken uitvoeringsorganisaties (RVO en Belastingdienst) zal daarom de mogelijkheid worden verkend dat RVO beschikkingen af gaat geven bij de MIA/Vamil en de Belastingdienst op dit punt verder wordt ontlast.
Meer informatie
Kijk voor meer informatie op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/09/14/beleidsevaluatie-mia-vamil-2017-2021
Contactgegevens
InnoFunding B.V.
Nieuwe Gracht 7
2011 NB Haarlem
Mail: info@innofunding.nl