Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord

Nieuws

sep
11

Tweede Kamer geïnformeerd over vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De vereenvoudiging is op Europees niveau op zeven verschillende punten vastgesteld. Dijksma geeft in haar brief per punt de relevantie aan en de manier waarop zij er invulling aan wil gaan geven.

Lidstaten zijn niet langer verplicht alle potentieel subsidiabele
landschapselementen te registreren, maar mogen volstaan met het
registreren van de door de landbouwers aangevraagde
landschapselementen.
Dit is een voor Nederland belangrijke vereenvoudiging. Registratie van alle potentieel subsidiabele
landschapselementen brengt hoge uitvoeringskosten met zich mee. Momenteel zijn in Nederland alleen landschapselementen in het kader van de duurzaamheidscertificaten en
onbeheerde akkerranden opengesteld.
Met ingang van 2016
zal worden overgegaan tot een bredere openstelling van de landschapselementen. Alle door de EU omschreven typen landschapselementen mogen vanaf volgend jaar meetellen voor de vergroening, met uitzondering van sloten. 

Bij de registratie van lineaire landschapselementen zoals heggen en bomenrijen, is het niet langer voorgeschreven onderscheid te maken tussen deze typen van landschapselementen.

Deze vereenvoudiging is vooral bedoeld om het betaalorgaan wat meer flexibiliteit te geven bij het registreren van lineaire landschapselementen. Dijksma geeft aan, in het kader van de uitbreiding van de openstelling van de landschapselementen en de uitwerking van het inwinnings- en registratiesysteem nader te willen bezien of het wenselijk is van deze flexibiliteit gebruik te maken.


Meer flexibiliteit bij de registratie van specifieke typen blijvend grasland.

Deze voorziening is bedoeld om de registratie van blijvend grasland te vereenvoudigen in lidstaten die bepaalde traditionele teeltpraktijken aanmerken als blijvend grasland. Deze voorziening is voor Nederland niet relevant omdat Nederland deze traditionele teeltpraktijken niet kent.


Heggen en houtwallen mogen worden onderbroken door doorgangen tot een maximale breedte van 4 meter. Volgens het oude richtsnoer waren doorgangen van 2 meter toegestaan.

De relevantie van deze vereenvoudiging is voor Nederland momenteel gering, aangezien heggen en houtwallen nu alleen meetellen in het kader van de duurzaamheidscertificaten, waarbij de eis geldt dat er onderhoudscontracten in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) voor moeten zijn afgesloten. De vereenvoudiging wordt relevanter zodra vanaf 2016 de houtwallen en heggen generiek worden opengesteld en er dus naar verwachting meer
Natuur
houtwallen en heggen zullen worden aangemeld. 

In naar behoren gemotiveerde gevallen is een buffer van maximaal 5 meter tussen de grens van een perceel bouwland en het landschapselement toegestaan.

Deze vereenvoudiging biedt de mogelijkheid om landschapselementen die niet direct grenzen aan het perceel bouwland mee te laten tellen voor de vergroening. Dijksma wil deze mogelijkheid vanaf aanvraagjaar 2016 gebruiken om buffers tussen bouwland en landschapselementen toe te staan, voor zover deze geen wezenlijke aantasting vormen van het te beschermen ecosysteem. 

Een aangevraagd ecologisch aandachtsgebied (EA) dat blijkt te ontbreken, mag worden gecompenseerd met een niet aangegeven EA.

Deze vereenvoudiging maakt het mogelijk dat indien bij een controle ter plaatse aangeven EA niet wordt aangetroffen dit gecompenseerd mag worden door EA dat wél geconstateerd wordt, maar niet is opgegeven tot ten hoogste de oppervlakte die is aangegeven. Deze vereenvoudiging wordt vanaf 2015 toegepast.


Kruidachtige eiwithoudende gewassen behoeven niet per definitie na vijf jaar als permanent grasland te worden beschouwd.

Deze verduidelijking betekent, dat de teelt van luzerne beschouwd wordt als de teelt van een akkerbouwgewas en een perceel waarop dit gewas meer dan vijf jaar aaneensluitend wordt geteeld niet automatisch als blijvend grasland wordt aangeduid. Deze uitleg sluit aan bij de bestaande landbouwpraktijk in Nederland.

Periodes van braak en agromilieuverbintenissen tellen niet mee bij de beantwoording van de vraag of er op een perceel sprake is van blijvend grasland.
Dit is een uitzondering op de regel dat grasland als blijvend moet worden aangemerkt, wanneer er meer dan 5 jaar gras staat.
Deze vereenvoudiging houdt in, dat voor een perceel bouwland dat is braakgelegd of waarop in het kader van een agromilieuverbintenis gras wordt ingezaaid de jaren dat de agromilieuverbintenis van kracht is niet meetellen bij het bepalen van de status blijvend grasland. Deze vereenvoudiging voorkomt, dat het afsluiten van een agromilieuverbintenis tot gevolg kan hebben dat percelen de status blijvend grasland krijgen. Deze vereenvoudiging kan bijdragen aan de bereidheid van landbouwers om een agromilieuverbintenis af te sluiten op bouwland.

De kamerbrief is hier te downloaden.

Terug naar overzicht