Nieuws
7
Eerste accenten nieuwe beëindigingsregeling veehouders
Wiersma laat weten te streven naar een zo spoedig mogelijke openstelling van deze brede beëindigingsregeling. Ze wil en moet daarbij wel een zorgvuldig proces doorlopen. Deelname aan een beëindigingsregeling is voor veehouders en hun gezin immers een besluit met impact. Dat vraagt om zorgvuldigheid bij het opstellen van de regeling, met betrokkenheid van belanghebbenden zoals sectorpartijen en medeoverheden. Ook geldt volgens de minister hoe eenvoudiger en robuuster de regeling wordt en hoe meer ze aansluit bij de eerder gehanteerde systematiek, hoe groter de kans is dat de regeling spoedig kan worden opengesteld.
Het doel van de regeling is het leveren van een bijdrage aan het verlagen van de stikstofemissie, natuurherstel en het realiseren van de klimaatdoelen voor de veehouderij. Met de regeling zal ook de druk op de mestmarkt afnemen.
Doelgroepbepaling
Bij het bepalen van de doelgroep heeft Wiersma naar eigen zeggen een aantal zaken in overweging. Zo gaat ze na of het de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling ten goede komt als er een toetredingsdrempel wordt vastgesteld voor ammoniakemissie vanuit een veehouderijlocatie. Dus dat alleen veehouderijbedrijven die een hogere ammoniakemissie dan een bepaalde waarde hebben in aanmerking komen voor de regeling. In dat verband verkent ze of het mogelijk is om hiermee invulling te geven aan een gerichte selectie op verouderde bedrijven. Die selectie moet zowel technisch als juridisch (onder andere de vraag of dit past binnen het staatssteunkader) haalbaar en uitvoerbaar zijn en bijdragen aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling. Dat wordt op dit moment nader verkend en uitgewerkt.
Het is een voornemen om de regeling ook zo breed mogelijk voor de verschillende sectoren open te stellen. De minister beziet op dit moment vanuit deze insteek voor welke sectoren opname in de regeling zinvol is en verkent daarbij tevens de mogelijkheid van gedeeltelijke beëindiging. Daarbij wordt ook gekeken naar de milieudruk, de potentiële interesse en de mogelijkheden voor borging van de reductie van emissies op langere termijn.
Bij het bepalen van de doelgroep wil Wiersma ook rekening houden met de verhouding tussen de nieuwe regeling en de voorgaande beëindigingsregelingen. Circa de helft van alle veehouderijlocaties in Nederland heeft nog geen aanspraak kunnen maken op één van de eerdere subsidieregelingen voor vrijwillige beëindiging. Voor de doeltreffendheid en daarmee het doelbereik van de nieuwe regeling is het belangrijk dat een substantieel deel van de veehouders die nog niet eerder gebruik hebben kunnen maken van een beëindigingsregeling, de mogelijkheid gaan krijgen om deel te nemen.
Onder die groep zal de bereidheid om gebruik te maken van de brede beëindigingsregeling naar verwachting groter zijn dan in de groep die al gebruik heeft kunnen maken van eerdere regelingen. Ook dit wordt nader uitgewerkt om te bezien hoe dat concreet in een regeling vormgegeven kan worden, in samenhang met de vraag over het vaststellen van een toetredingsdrempel. Tevens verkent de minister in dit kader in welke mate eenmalige openstelling volstaat en in hoeverre toekomstige inzet van een dergelijk instrument mogelijk is.
Pot van € 5 miljard
De brede beëindigingsregeling zal worden gefinancierd vanuit de middelen die zijn vrijgemaakt voor landbouw en natuur in het Hoofdlijnenakkoord. Over de precieze verdeling van deze middelen (€ 5 miljard) moet nog besluitvorming plaatsvinden. Voor wat betreft de vergoedingen is het de insteek dat deelnemers aan de brede beëindigingsregeling, conform de eerdere Lbv-regeling, een vergoeding ontvangen die veehouders de mogelijkheid biedt om op een economisch verantwoorde wijze hun veehouderijactiviteiten te beëindigen. Voor de nadere uitwerking betrekt Wiersma onder meer een actuele waardebepaling van productiecapaciteit die ze door Wageningen Economic Research laat maken.
Een verwachting van de opbrengst in de vorm van afname van de ammoniak- en broeikasgasemissie, het aantal productierechten voor varkens en pluimvee en fosfaatrechten voor melkvee en het effect op de mestmarkt is in dit stadium niet te geven. De deelname aan een subsidieregeling is tenslotte vrijwillig. Het is aan ondernemers zelf of zij besluiten om deel te nemen. Dit zal niet alleen afhangen van de voorwaarden en vergoedingen die uiteindelijk in de regeling worden opgenomen, maar bijvoorbeeld ook van het totale budget wat wordt vrijgemaakt voor de regeling, zo schrijft Wiersma.
Economische, maatschappelijke en persoonlijke omstandigheden spelen ook altijd een grote rol in het besluit om een bedrijf te beëindigen. Om ondernemers te ondersteunen in het vaak lastige keuzeproces voor beëindiging, verkent de minister ook of ze zaakbegeleiders voor hen beschikbaar kan stellen in het kader van de regeling. Zoals eerder aangegeven wil ze op deze manier ondernemers (en ook decentrale overheden) zo veel mogelijk ondersteunen bij het tot uitvoering brengen van zulke complexe beslissingen.
In de komende periode gaat de minister in overleg met sectorpartijen, provincies en gemeenten. Ze wil daarbij ook de ervaringen en leerpunten van voorgaande beëindigingsregelingen ophalen om die mee te kunnen nemen in de nieuwe regeling. Wiersma laat ten slotte weten ernaar te streven om de Tweede Kamer in januari 2025 uitgebreider te informeren over de wijze waarop ze invulling zal geven aan de brede beëindigingsregeling. Dat is ook het moment waarop ze de Kamer zal informeren over het verdere verloop en de daarbij behorende planning.
Meer informatie
Kijk voor meer informatie op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2024/11/06/kamerbrief-diverse-onderwerpen-aanpak-mestmarkt
Contactgegevens
InnoFunding B.V.
Nieuwe Gracht 7
2011 NB Haarlem
Mail: info@innofunding.nl